vrijdag 28 oktober 2011

Geen simpel dagje


Ons plan was om Albuquerque over een lange rechte onverharde weg te benaderen. Zo’n 70 km buiten de stad hadden we onze tent opgezet. Soms regende ’t een beetje, maar de weg lag er nog heel begaanbaar in. Dus we vertrokken ’s ochtends vol goede moed naar ’t zuiden. Na 9 km kregen we een hoosbui over ons heen. De weg werd glibberig en ik had moeite om ‘m in de korte steile afdalingen overeind te houden. Omdat ’t modder ook een beetje bleef plakken aan m’n fiets en dat slechte herinneringen ophaalde aan de klei van enkele weken geleden, stopte ik om te overleggen. Zo’n 50 meter terug zag ik Aart stil staan; zijn wielen waren vastgelopen door de klei. 
   
Daar stonden we, minstens 10 km van de bewoonde wereld, met nog 50 km onverharde weg te gaan of een lange alternatieve route (terug) via de snelweg. Een half uurtje later klaarde ’t wat op en de weg leek snel op te drogen. Ik ben nog een kilometertje doorgereden en kwam toen weer vast te zitten. We realiseerde ons toen dat doorgaan echt geen optie. Dus na een dik uur aanmodderen (letterlijk) besloten we terug te rijden. Om 12:00 uur reden we langs de plek vanwaar we vier uur eerder waren vertrokken.

                

Aangekomen bij het asfalt zijn we even gaan lunchen. Het zonnetje brak door en vol goede moed stapte we op onze fietsen. Deze hadden ’t echter wat moeilijk vanwege de modder, Aarts schijfremmen maakte lawaai en mijn derailleur werkte niet. Aart stopte even om wat modder weg te halen terwijl ik al fietsend m’n derailleur onderzocht. Je voelt ‘m al aankomen, als de voorste stopt en de achterste niet voor zich kijkt, is de kans op contact nogal groot. Met een lullige 10 km/h tikte ik met m’n voortas Aarts achtertas aan en smakte tegen ’t asfalt - een half uurtje kon ik de harde zwarte ondergrond spreekwoordelijk wel kussen, nu deed ik ’t letterlijk en was ’t minder aangenaam. Gelukkig was m’n fiets nog heel, m’n regenbroek nauwelijks beschadigd en de schaafwond op m’n knie de enige (ik haat schaafwonden op m’n handpalmen). 

Met een uitermate slecht humeur vervolgde we onze weg richting ’t noordoosten naar de snelweg. Het lange alternatief bleek nog langer dan verwacht. Uiteindelijk hebben we ons couchsurf adres bereikt, in ’t donker om 21:00 uur, na dikke zeven uur in ’t zadel en 139 kilometer in de benen. Geen simpel dagje...


   

maandag 24 oktober 2011

Het simpele leven

Om 6:50 uur gaat de wekker; tien minuten eerder dan die van Aart omdat ik minder snel ben met opruimen. Met wat moeite duw ik m’n lenzen in m’n slaperige ogen, doe m’n fietskleren aan en pak m’n tas in, rol m’n matje op en stop ‘m samen met m’n slaapzak in een ortlieb-rol. Met een blaas die op springen staat, kruip ik m’n tent uit. Tent opruimen, fiets opzadelen en zes boterhammen met pindakaas en jelly naar binnen werken. Dan stappen we op de fiets. Het eerste uur gaat altijd moeizaam, m’n achillespezen zijn geirriteerd, opgezwollen en doen pijn en ’t is koud. 





Met een beetje geluk komen we een plekje tegen om koffie te drinken, anders rijden we door tot minimaal 45 km. Dan warmen we een paar blikken bonen en beef stew op; een zware lunch waar m’n maag nog steeds niet aan gewent is. Na de lunch gaat ’t fietsen weer traag, de volle buik zit in de weg. Aart bijhouden probeer ik niet meer, dat is sowieso kansloos. Na een uurtje kom ik in een goed ritme. Rond 15:30 uur stoppen we even voor een paar boterhammen. Als we rond de 90 of 100 kilometer hebben weggetikt gaan we opzoek naar een geschikte slaapplek: een vlak veld. 

Ik begin meestal met het installeren van ’t brandertje en zet water op voor de spaghetti. Na ’t opzetten van de tent zitten we samen ongeduldig naar een kokend potje te kijken – ’t duurt eeuwen...
Ons eerste bord spaghetti eten we met tomatensaus, het tweede met pesto (elke dag!)

Rillend van de kou praten we dan nog een half uurtje om vervolgens ons tentje in te duiken. Ik schrijf dan nog even kort in een dagboekje, trek een thermoshirt aan en kruip in m’n slaapzak. Slapen...

Meestal wordt ik rond 00:30 uur wakker omdat ik ’t te warm heb, dus rits ik m’n slaapzak een stukje open. Rond 4:00 uur wordt ik wakker omdat ’t te koud is. En opwarmen lukt nauwelijks. Met een beetje geluk val ik om 5:30 weer echt in slaap om vlak voor m’n wekker gaat weer wakker te worden. En dan begint ’t weer van boven af aan: simpel!


  

  

maandag 17 oktober 2011

Een vos, een berg en de rest van week 5

Zaterdagavond lag ik in m’n tent de hoogtekaart van de Independence Pass te bekijken (klopte overigens geen kloot van, bleek de volgende dag); toen hoorde ik Aart praten. Zijn tent stond ruim 20 meter verderop. Het verbaasde me al een beetje, maar wellicht dat hij een filmpje aan ’t maken was ofzo. Tot ik hoorde: “Gerrit, kom met je berenspray!” ohjeee..... Dus ik deed zo snel mogelijk m’n slaapzak uit, spray uit m’n tas en zaklamp aan. M’n lamp gaf al een paar dagen aan dat de batterijen bijna op waren, maar nu viel ie echt uit – over slechte timing gesproken. Desondanks ben ik m’n tent uit gesprongen; ’t was best beren koud met alleen een onderbroek en shirt aan (geen tijd voor schoenen). Gelukkig deed m’n lamp het toch weer even en ik zag naast Aarts tent twee lichtgevende oogjes mij aanstaren. Toen ik dichterbij kwam liep ‘t weg, ik dacht de contouren van een vos te herkennen. Halverwege realiseerde ik me dat er nog een veiligheidspal op m’n spray zat; dus ik moest even kijken hoe die er af ging zonder Aart z’n tent uit te spuiten. Palletje verwijderd, maar nu waren de oogjes opeens weg. En eigenlijk had ik nog geen flauw idee hoe die spray werkte dus angstig keek ik om me heen. Omdat ’t beest in ieder geval niet meer naast Aarts tent was, kroop Aart ook naar buiten. Ik stond inmiddels te trillen op m’n benen (van de kou). Een kleine 30 meter verderop het pad zag ik de oogjes weer. Het was idd een vos-achtig iets.
Het handvat van Aarts rugzak was kapot gebeten, de vos had geprobeerd de tas onder zijn tent naar buiten te trekken. We hebben toen alle naar voedsel ruikende dingen in berenkasten gedaan (we stonden toevallig op een afgesloten campsite).
Op m’n weg terug naar m’n eigen tent zag ik de oogjes weer glinsteren, tien meter achter m’n tent op de helling van de berg. De vos sprong vlug verder de berg op toen ik dichterbij kwam, dus die was banger voor mij dan ik voor hem (spreekwoordelijk).
Een half uurtje later schrok ik wakker van een hele harde schreeuw van Aart, twee tellen daarna hoorde ik een beest langsrennen en bij mijn tent stoppen. Het schreeuwen werkte blijkbaar, dus ik wenste ’t beest ook nog wat toe en hoorde het weer verder rennen. De rest van de nacht bleef het rustig en al onze spullen waren de volgende ochtend nog heel (op dat handvat van Aarts tas na).

Verder ging afgelopen week me soepel af. Ik ben over de helft dus ’t einde komt in zicht. We schieten aardig op dus we kunnen een relaxed tempo aannemen. Zondag hebben we Independence Pass beklommen, 3679 meter hoog. Vanaf 3400 meter had ik echt last van de hoogte, ook als ik een paar minuten stil had gestaan begon ik binnen 10 seconden te hijgen als ik weer ging fietsen. De laatste 100 meter leken eindeloos, maar als je blijft trappen kom je overal.







donderdag 13 oktober 2011

Sneeuw

Na twee hele relaxed dagen in Jackson bij Gina, Jason en Toa (2 jaar, super schattig), stapte we vorige week weer op de fiets. Het begon net een beetje te sneeuwen. Op ’t gras bleef het liggen maar het zag er nog heel onschuldig uit. Maar zoals veel dingen in Amerika, was ook de sneeuwbui groter dan thuis. We moesten dus in de sneeuw kamperen. Aart werd er heel blij van, een nieuwe ervaring! Ik vond ’t vooral koud en gedoe. Eenmaal in m’n tent vond ik ’t wel prima. Een besneeuwde grond vormt mooi naar ’t lichaam dus ik lag eigenlijk wel lekker – voor de verandering geen steen onder m’n heup.
De volgende ochtend vond ik verschrikkelijk. Alles was koud en klam. We fietsten lang door tot in Pinedale. Daar heb ik bij een outdoor winkel nog een extra paar wollen sokken gekocht in de hoop dat ze m’n voeten (a.k.a.: ijsklompen die aan ’t uiteinden van m’n benen hingen) warm zouden houden de volgende dag.
In de winkel werden we door Liz uitgenodigd bij om bij een ranch 20 mile verder langs te komen. Ik rekende vlug uit dat dat rond de 85 kilometer zou zijn, dus waande mij al in dromenland onder een warme douche. Gelukkig pakte ’t ook zo uit en bleek de ranch een soort kamp te zijn. Een locatie van NOLS (national outdoor leadership school). Een hele fijne plek waar we gelijk werden uitgenodigd om mee te eten. Later op de avond in ’t huis van de leiding honkbal gekeken en gezellig gekletst. De volgende ochtend maakte Aarts fiets enorm veel lawaai, zijn ketting was versleten en er zat zand in (bleek later). Na een paar honderd meter besloten we terug te keren naar de ranch en een rustdag te nemen om de fiets te fixen. Die rustdag beviel mij weer prima. Maar de dag erop was ’t ook fijn om weer te fietsen, helaas regende ‘t.

Onze route (die ik via google-maps had gemaakt) bleek verkeerd en we belande op een klein pad, soort karrespoor. Opzich prima, maar de modder kleefde aan onze fietsen. Het werd zo erg dat we niet verder konden. En terug was ook knap lastig, omdat elke 5 meter de wielen blokkeerden vanwege de modder/klei. Uiteindelijk hebben we alle bagage van de fietsen gehaald en alles een kilometer teruggedragen. Een hele vermoeiende aangelegenheid en mentaal nog zwaarder. Met slechts 60 kilometer op de teller besloten we de tent op te zetten.
                   
De dag erop ging gelukkig beter, 110 kilometer gereden en ik trakteerde ons op een motel-overnachting. Helaas las ik dinsdagochtend dat een collega is plotseling is overleden, dus m’n motivatie daalde tot een bar nul-punt. De reis gaan echter door en ondanks de harde zijwind hebben we een nette 100 kilometer gereden.
Woensdagochtend ochtend reden we door de Irish Canyon; ik vond het de mooiste weg die we tot nu toe hadden gereden. En weer ver gefietst, 120 kilometer.

Overmorgen rijden we naar Aspen en dan zondag over Indipendance Pass, ongeveer 3600 meter hoog. Dat wordt weer een mooie nieuwe ervaring.


dinsdag 4 oktober 2011

Week 3


De derde week van mijn reis was zwaarder dan verwacht. Mijn lijf begint uitgeput te raken en de komende zes weken lijken oneindig lang. Gelukkig is het weer wel goed gebleven, hoewel de voorspellingen steeds dreigender worden.

Onze route over het asfalt leide ons door Yellowstone National Park. Een ontzettend mooi gebied met veel wild, geisers en prachtig landschap. Er stonden ergens een tiental auto’s langs de weg met mensen erom heen. Het was de eerste keer dat ik zoiets zag maar gokte dat er beesten te zien waren. Dus ook ik hield in en toen ik ter hoogte van de auto’s was stapte iedereen gehaast in en reed weg om 30 meter verder weer te stoppen. Er kwam een bison richting de weg lopen, blijkbaar vond ie de mensen irritant (terecht!). Dus daar reed ik stapvoets, oog in oog met een bison op 4 meter afstand. Bisons zijn best groot! Aangezien alle auto’s al wegreden, leek ’t me niet verstandig om te stoppen en een foto te maken. Later die dag heb ik een andere bison wel ‘goed’ kunnen fotograferen.

                             

De omgeving en de uitzichten blijven fantastisch, ook buiten Yellowstone. Ik heb de panorama-functie op mijn camera ontdekt:
                

                

                

Omdat Aart mensen kent in Jackson Hole wilde hij twee dagen 110 km rijden en dan een rustdag nemen. Dat leek mij wat ver dus hebben we besloten dat ik ’t in drie dagen zou rijden (110, 80, 30) en een rustmiddag zou hebben. De avond dat we zouden splitsen kwamen we een groepje (vier) fietsers tegen; waaronder een Nederlander, Wim Heebels. Wim is ook opweg naar Zuid-Amerika, begonnen in Alaska. Aart is snel verder gereden richting Jackson en ik ben een dagje met Wim samen opgetrokken. Het was best leuk om eens in een ander ritme te reizen. Uiteindelijk konden Wim en ik geen camping vinden dus zijn we alsnog in Jackson Hole belandt. Dus ik heb vandaag ook een hele rustdag :-)